Waarom straffen niet werkt
Opspringen
We zijn allemaal geneigd om ‘laaaaaag’ te roepen op het moment dat je hond opspringt. Hoe weet de hond dat ‘laag’ betekent: met vier pootjes op de grond staan? Kun je uitleggen hoe je dit de hond hebt aangeleerd? En van welke methode maak je eigenlijk gebruik? Zorg je er bij deze methode voor dat het gedrag daadwerkelijk verminderd in de toekomst zodat de hond niet iedere keer jouw hulp nodig heeft die hem eraan herinnert dat hij met 4 pootjes op de grond moet blijven staan?
Wat is het effect van jouw handelen op het toenemen of afnemen van het gedrag in de toekomst?
Welke methodes zijn er zoal bij het oplossen van bepaald ongewenst gedrag en waar kies jij voor?
Om een methode te kiezen is het belangrijk om de 4 gouden regels er weer even bij te pakken. Deze vind je ook in de online leeromgeving. De 4 gouden regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vaak staan ze niet op zichzelf.
Regel 1 – het voorkomen dat het opspringen kan plaatsvinden
Door het managen van je omgeving voorkom je ongewenst gedrag. Zorg dat je controle hebt over dingen in de omgeving waarmee de hond zich kan belonen met opspringen. Attributen die interessant zijn voor de hond leg je hoog neer zodat je pip er niet bij kan door op te springen. Bij deze methode is het wel goed om te weten dat je een hond niet leert om laag te blijven (en dus niet op te springen). Met deze methode voorkom je alleen dat hij geen succes heeft met het opspringen.
Afleiden is ook typisch een methode die je kunt inzetten om het opspringen te voorkomen. Dit kun je bijvoorbeeld doen als je hond de neiging heeft om naar andere mensen op te springen. Bij deze methode probeer je met een speeltje of snoepje de hond af te leiden van de prikkel die zijn ongewenste gedrag veroorzaakt. Bij deze methode is het belangrijk dat je de hond afleidt nog voordat hij het gedrag (opspringen) gaat vertonen, anders kan het afleiden als een beloning worden gezien op zijn gedrag, waardoor het ongewenste gedrag alleen maar gaat toenemen. Ook is het belangrijk om een prikkel toe te passen die onverenigbaar is met het opspringen.
Regel 2 – Begrens op een vriendelijke manier
Heeft je hond de neiging om naar andere mensen op te springen? Begrens hem dan door middel van de lijn. Voorkom 1: dat je hond bij de andere personen kan komen door de lijn kort genoeg te houden. Ga niet trekken aan de lijn maar houd deze wat korter.
Regel 3 – Schenk aandacht aan gedrag dat je wél wilt zien.
Mensen zijn vooral geneigd om pas aandacht aan de hond te besteden als de hond iets niet goed doet, maar als de hond zich uitstekend gedraagt wordt er niet naar de hond omgekeken. Aandacht is één van de beste beloningen die men de hond kan geven, ook als het als straf bedoeld is. Wanneer de hond geen ongewenst gedrag vertoont op momenten dat men het normaal gesproken wel verwacht is het verstandig dit goed te belonen. Het belonen van het goede gedrag zorgt er voor dat dit gedrag langer in stand blijft.
Regel 4 – Negeer gedrag dat je niet wilt zien.
Springt je hond bij jou op? Schenk hier dan nooit meer aandacht aan. Opspringen wordt door de hond vaak als beloning ervaren omdat ze er aandacht voor krijgen (negatieve aandacht is ook aandacht). Deze techniek werkt dus alleen wanneer niemand het gedrag ooit nog beloont.
Veel voorkomende problemen bij het toepassen van deze methode heet ook wel de ‘uitdovingsweerstand’. Je hond raakt gefrustreerd omdat je hond gewend is om beloond te worden in deze situatie. Juist hierdoor zal de hond alleen nog maar meer zijn best doen om de beloning toch te innen. Het gedrag wordt daardoor in eerste instantie alleen maar erger! Bij deze methode hoort dit erbij. Denk maar zo: wanneer je in deze fase zit dan ben je er bijna! Je kunt de uitdovingsweerstand vergelijken met een euro die je in een Mars-automaat doet. Je toetst het juiste nummer in en de Mars komt er vervolgens niet uit. Je toetst het nummer nog een keer in en nog een keer en dan probeer je het nog een keer. Vervolgens geef je een tik aan de zijkant van de automaat. Er gebeurt nog niks. Je geeft nog een klap tegen de automaat en geeft vervolgens op. Zoals je ziet word je gedrag eerst erger voordat deze uitdooft.
En nu oefenen!
We gaan nu aan de slag met regel nummer 3 en 4. Volg hierbij de volgende stappen.
1. Houd in beide handen een aantal voerbeloningen. |
2. Houd deze voor de neus van de hond en recht daarna je rug. We laten de hond de 1e keer dus bewust de fout in gaan door op te springen. Je kunt dit ook doen als je op een stoel zit. |
3. Zeg en doe dus niks als je hond opspringt. Je maakt een vuist van je handen zodat je hond het voer in ieder geval niet kan bemachtigen. |
4. Zodra je hond weer met 4 poten op de grond staat, zeg je YES en beloon je terwijl je hond staat (let op: niet zitten). |
5. Vanaf dat moment ga je je beloningssnelheid zo aanpassen dat je hond niet meer de fout in kan gaan. Maak het stapje voor stapje steeds moeilijker door met je handen te bewegen en/of zelf te gaan bewegen |